Afwijkende Mondgewoonten

Logo 512x512_transbg

Afwijkende mondgewoonten zorgen ervoor dat de spieren in en om de mond niet meer in balans zijn.                                                                          Dit kan leiden tot een onjuiste ontwikkeling van het gelaat en het gebit. 

Mondademen

De meest voorkomende afwijkende mondgewoonte is mondademen.                                                                              Ontdek de verborgen gevolgen van mondademen.                                                                                                            Observeer bij je kind of het een of meer van volgende symptomen vertoont. 

  • Mondademen
  • Open mondgedrag
  • Plaatsgebrek/scheve tanden
  • Kruisbeet/open beet/overbeet
  • cariës ondanks weinig suiker en goed poetsen
  • sterk afgesleten melktandjes
  • Chronische allergieën
  • Chronisch verkouden
  • chronisch verstopte neus
  • Vergrote amandelen/poliepen
  • ‘liplik’ eczeem
  • frequente ooronstekingen
  • gevoel van verstopte oren
  • Snurken
  • Knarsen
  • Bedplassen
  • Onrustige slaap
  • Nachtmerries
  • Hoofdpijn/migraine
  • Nek-/schouderklachten
  • Moeilijkheden op school
  • slechte concentratie
  • Vermoeidheid
  • Gedragstoornissen
  • Hyperactiviteit
  • Spraakproblemen
  • Duimen/nagelbijten

mondademhaling
afwijkend slikgedrag

Functionele problemen zoals mond-ademhaling, afwijkend slikgedrag en foutieve tongpositie liggen zeer vaak aan de basis van de orthodontische afwijking.

Slikgewoonten & Lage tongligging

Afwijkende mondgewoonten en open mondgedrag (slappe mondmotoriek) hebben vaak een afwijkende tongpositie en afwijkende slik tot gevolg. We maken dus onderscheid tussen de tongpositie in rust en tijdens het slikken. 

In rust

Idealiter is de mond gesloten, de lippen op elkaar en de tong in het gehemelte. Bij kinderen met afwijkende mondgewoonten zien we nagenoeg altijd een te lage tongligging in rust. Hun tong ligt op de mondbodem, tegen of tussen de tanden. Een bovenkaak ontwikkelt door de druk van de tong tegen het gehemelte. Als een tong altijd laag in de mond ligt, is er geen druk van de tong tegen het gehemelte en blijft de bovenkaak te smal ten opzichte van de onderkaak. Een te smalle bovenkaak biedt onvoldoende ruimte als de blijvende tanden doorkomen, waardoor deze scheef gaan staan. 

Een te lage tongligging in rust kan ook het gevolg zijn van een te strakke tongriem, ook wel ‘tong-tie’ genoemd. Een te korte tongriem is reeds van bij de geboorte aanwezig maar wordt vaak niet opgemerkt. 

Te strakke tongriem

De tong is fysiek aan de mondbodem verankerd waardoor de normale mobiliteit van de tong beperkt is.

Tijdens slikken

Afwijkende mondgewoonten veroorzaken ook vaak een foutieve tongpositie tijdens het slikken

Laten we eerst even een correcte slik, ook wel volwassen slikpatroon’ genoemd, onder de loep nemen. De tong wordt bij het slikken aangezogen tegen het gehemelte. Er wordt geen tongdruk uitgeoefend op of tegen de tanden. De tongpunt ligt op het bergje achter de bovenste snijtanden.  Tijdens het slikken moet onze tong een ‘op en neer’ beweging produceren om ons eten/drinken door de keel te duwen. Er is een activatie van de kauwspieren. Dit zorgt ervoor dat er lichte druk op de tanden wordt uitgeoefend. Zo worden de boven- en ondertandenboog, in 3 dimensies, op elkaar afgestemd. Er is daarbij geen spanning rondom de lippen te zien. 

We worden allemaal geboren met een onvolwassen slikpatroon. Het is hoe baby’s de melk uit een tepel of flesspeen in hun mond zuigen en doorslikken. Als baby’s vervolgens in aanraking komen met vast voedsel (meestal tussen de 6 en 12 maanden), neemt de behoefte om te zuigen voor voedingsbehoeften af en begint deze “onvolwassen slik” zich te ontwikkelen tot een “volwassen slik”. 

Als een kind op latere leeftijd blijft slikken als een baby behoudt hij een ‘infantiel slikpatroon‘. Tijdens het slikken drukt de tong tegen of tussen de boven- en ondertanden. Dat kan met het puntje van de tong, maar ook met de zijkant of beide zijkanten. De tong duwt het voedsel uit de mond waardoor het moeilijk is om te slikken. De lippen worden op elkaar geperst alsof ze nog een tepel of speen moeten vastklemmen, in een poging om vaste stoffen/vloeistoffen te helpen doorslikken. Soms zie je zelfs spanning in het hele gezicht. 

Gemiddeld slikken we zo’n 1.500 tot 2000 keer per dag. Bij een afwijkende slik betekent dit dus dat er 1500 tot 2000 keer per dag met een behoorlijke kracht tegen de tanden wordt gedrukt. Een tong die tijdens het slikken naar voren steekt tussen de voortanden of zijwaarts tussen de achterste tanden, opent de beet en kan het bijten of kauwen beïnvloeden, bijdragen aan spraakproblemen zoals lispelen. Ook kan het doorbreken van de tanden vertragen als gevolg van constante druk op het tandvlees.

Een infantiel slikpatroon heeft eveneens gevolgen voor de algemene gezondheid. Kauwen aan één kant van de mond kan leiden tot spieronevenwicht waardoor asymmetrie van het gezicht en pijn in het kaakgewricht kan ontstaan. Onvoldoende kauwen kan ook bijdragen aan maagklachten, spijsverteringsproblemen. Vaak wordt er lucht ingeslikt (aërofagie) wat leidt tot regelmatig boeren vooral na de maaltijd. Juist slikken helpt de buis van Eustachius vrij te maken. Bij onjuist slikken kan er een gevoel van verstopte oren of knetterende geluiden in de oren optreden alsook frequente oorontstekingen.

Kenmerken van een infantiel slikpatroon: 

  • je kind steekt de tong uit tijdens het praten en/of de tong is zichtbaar in rust
  • je kind ademt door de mond in plaats van door de neus
  • je kind heeft een overbeet of scheve tanden. 
  • je kind is een rommelige eter
  • je kind lispelt
  • je ziet een lippers tijdens het slikken om te voorkomen dat water of voedsel naar buiten stroomt. 
  • je kind kan moeilijk water binnenhouden tijdens het slikken met open mond

Bijtgewoonten

Tot bijtgewoonten horen nagelbijten, lipbijten, klemmen en knarsen. Ze kunnen allemaal leiden tot overbelasting van de spieren rondom het kaakgewricht, wat op zijn beurt weer kan leiden tot kaakgewrichtsproblemen. 

Klemmen is het sterk op mekaar klemmen van de tanden. Knarsen (bruxisme) is het over mekaar schuiven van de tanden en kan zorgen voor overmatige slijtage van de tanden. Klemmen en knarsen zijn een uiting van overmatige stress. Deze stress kan volgens de gezondheidsdriehoek bevinden op het niveau van structuur, biochemie of emoties. Door de oorzaken aan te pakken zal het klemmen en knarsen sterk verminderen. 

Vaak zie je kinderen hun nagels tot aan de vingers afbijten. Dit is uiteraard erg ongezond maar ook voor de stand van de tanden kan dit negatieve gevolgen hebben. Er ontstaat een grote spanning ter hoogte van het kaakgewricht waardoor pijnklachten kunnen ontstaan. Lipbijten en nagelbijten hebben ook een invloed op de tongpositie. Ze werken een lage tongligging in de hand met alle gevolgen vandien.  

Zuiggewoonten

Duimen en fopspenen de bekendste vormen van afwijkende mondgewoonten. Je kind kan echter ook andere zuiggewoonten hebben zoals vingerzuigen, lipzuigen, tongzuigen, op een doekje zuigen…

De zuigbehoefte is in het eerste levensjaar het meest uitgesproken. Het is beter een fopspeen te geven dan te laten duimzuigen. Een fopspeen kan je immers gemakkelijker afnemen dan een duim.  

Na het eerste levensjaar wordt het zuigen een gewoonte. Je kind zo snel mogelijk laten stoppen met duimen, fopspeengebruik of andere zuiggewoonten is nu de boodschap. 

Gevolgen

 

  • Afwijkende stand van de tanden: afhankelijk van de manier waarop de duimdruk, speendruk… wordt uitgeoefend worden de tanden scheef getrokken, de duim duwt de boventanden naar voren, en vervormt het gehemelte.
  • Afwijkende tongligging: de tong wordt naar beneden geduwd door de duim en kan dus niet aangezogen worden tegen het gehemelte. De tongspieren worden slap. De lage tongligging en het aanhoudende infantiele slikpatroon, waarbij met de tong tegen of tussen de tanden wordt geslikt, veroorzaken een open beet of een overbeet. 

 

  • slappe mondmotoriek/mondademen: door de slappe mondmotoriek ten gevolge van het duimzuigen zal de mond vaker open blijven staan bij het ademen. Vaak slaapt het kind al duimend in. Als de duim vervolgens uit de mond glijdt, blijft de mond open en gaat het kind door de mond ademen. 
  • Slissen/lispelen: door de lage tongligging en de naar voren staande boventanden is de kans groot dat de tong tussen of tegen de tanden schuift bij de uitspraak van verschillende klanken. Slissen is als de tong opzij beweegt en lispelen is als de tong zich naar voren verplaatst tijdens het spreken. 

Lipzuigen en liplikken zijn foutieve lipgewoonten. De lippen worden droog door mondademen. Dit is onprettig met als gevolg dat het kind de lippen likt om deze te bevochtigen. Grote rode kringen rondom de mond ontstaan door irritatie van de huid. Schrale lippen met kloofjes Vervolgens ontstaat hierop vaak lipzuigen. 

Tijdens het liplikken en het lipzuigen bevindt de tong zich vaak in een ongewone positie. Ze wordt niet aangezogen aan het gehemelte. We kennen ondertussen de gevolgen hiervan. De lippen en dus ook de tanden worden naar binnen gezogen wat een ongewone stand van de tanden veroorzaakt. 

Welke fopspeen?

Welke fopspeen kan je best gebruiken? Een ‘dentale’ of platte speen verdient de voorkeur omdat deze de mondmotoriek van de baby stimuleert. Deze fopspeen kan je herkennen aan een bol gedeelte dat tegen het gehemelte komt en een plat gedeelte dat tegen de tong komt. Hierdoor ervaren baby’s meer grip en kunnen zo de speen beter in hun mondje houden. Tijdens het zuigen wordt de druk verdeeld en stimuleert zo de ontwikkeling van de kaak en de tongspier. 

Pas op met het gebruik van ronde fopspenen, zeker als deze van rubber gemaakt zijn. De ronde vorm zwelt langzaam op waardoor de bol groter. De grote ronde kop veroorzaakt vaak een open beet en er voor zorgen dat je kindje moeite zal krijgen met spreken. Denk aan slissen.  en sneller zal gaan mondademen. Zo worden kaakafwijkingen bevorderd.